Heerlen

In onze gemeente is een Joodse begraafplaats gesitueerd. De begraafplaats teltbijna 70 graven en is gelegen aan de Akerstraat naast de Algemene Begraafplaats. De algemene begraafplaats wordt waarschijnlijk heringericht.

De Joodse gemeenschap in Heerlen is gedurende de 2e wereldoorlog meer dan gehalveerd. Er vindt kennelijk nooit onderhoud plaats. Grafstenen zijnoverwoekerd, omgevallenof behoorlijk aangetast door de tand des tijds. De SP stelde vragen over de staat van de begraafplaats.

Religieuze begraafplaatsen kennen vaak specifieke voorschriften. Joodse begraafplaatsen kennen onder andere de eeuwigheid van de begraafplaats als uitgangspunt. Ze mogen niet geruimd worden. Die eeuwigheid leidt zonder onderhoud tot een begraafplaats die vervallen oogt. Sommigen vinden de gevolgen van de tand des tijds echter juist een teken van serene rust, een teken van eeuwigheid.

Hoe nu en in de toekomst om te gaan met eeuwige begraafplaatsen (lees: zij die nooit geruimd mogen worden) waar weinig nieuwe graven bij komen en waarvan oude graven nauwelijks of niet onderhouden worden?

De vragen:

1) Hoe omschrijft uw College de toestand van de Joodse Begraafplaats aan de Akerstraat?

2) Is het College met de SP van mening dat de Joodse gemeenschap op de eerste plaats verantwoordelijk is voor de staat van de begraafplaats? Zo ja, heeft u contact gehad met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap over de staat van de begraafplaats? Zo ja, wat is de uitkomst?

3) Welke (formele en morele) verantwoordelijkheid ziet uw College voor de gemeente Heerlen ten aanzien van de Joodse begraafplaats aan de Akerstraat? Speelt de specifieke geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Heerlen daarbij een rol?

4) Hoe ziet de gemeente de herinrichting van de Algemene Begraafplaats en de (staat en) positie van de Joodse begraafplaats daarin?

5) Hoe wil uw College nu n in de toekomst omgaan met rustplekken- van welke gezindte dan ook- waarvoor eeuwigheid geldt maar die niet of nauwelijks onderhouden worden?

6) Hoe staat dat in verhouding tot de gemeentelijke rol bij niet-eeuwige (lees: die graven die na het verlopen van de rechten geruimd mogen worden) begraafplaatsen? Oftewel: hoe verzekert de gemeente een gelijkwaardige behandeling van alle verschillende begraafplaatsen?